Nieuws
“Ik hoor hem nog pruttelen.” Bij een moordonderzoek dachten rechercheurs deze uitspraak te horen op de afluistertape. Maar er was veel herrie op de achtergrond en de verdachte sprak heel zachtjes tegen zijn partner in crime. Het onderzoeksteam vroeg daarom aan mij om het fragment te beluisteren. En ik wist het zeker: de verdachte zei het. Het werd belangrijk bewijs in de moordzaak.
Ik werk nu ruim twintig jaar bij de politie. Ik ondersteun agenten met hun administratie, zodat zij boeven kunnen vangen. En als audiospecialist luister ik tapes af bij rechercheonderzoeken. Omdat ik bijna volledig blind ben, heb ik een extra goed gehoor.
Dat geldt voor veel slechtzienden. We hebben denk ik meer focus op de andere zintuigen. Een blinde collega van mij kan zelfs het merk van een auto horen aan het geluid van de autodeur die dichtslaat.
Stel je voor dat je een wc-rol op je oog zet en altijd alleen maar door dat kokertje kunt kijken. En dan ook nog eens heel wazig. Dat is mijn zicht. Ik werd slechtziend geboren en dat is door de jaren heen steeds erger geworden. Het ging heel langzaam, inmiddels zie ik bijna niets meer. Ik kan uiteindelijk volledig blind worden, maar denk daar niet teveel over na. Al is het soms frustrerend. Ik was begin twintig toen ik echt niet meer kon lezen, terwijl ik een enorme boekenwurm ben.
Alle tekst die op mijn beeldscherm staat, voel ik in braille op een speciale balk die voor mijn laptop ligt. Ook hoor ik het via een koptelefoon. In het begin moest ik mijn collega’s wel vertellen dat ze niet ineens een prullenbak of bureau konden verplaatsen. Dan struikel ik erover. Het is een heel gezellig team. Ik hou van de drukte en het contact met iedereen.
Ik vind het mooi als ik echt iets kan bijdragen aan het team, zoals in die moordzaak. Als ik dat ene belangrijke detail kan horen. Op de afluistertape bij een andere zaak spraken de verdachten Surinaams met elkaar. Was het nodig om een tolk in te schakelen voor dit fragment, vroegen mijn collega’s zich af? Ze stuurden het eerst naar mij. Ik kom uit Suriname en spreek de taal nog een beetje. Ik hoorde dat de verdachten een soort codetaal gebruikten. Dat is natuurlijk verdacht. We hebben de tape nog eens extra laten beluisteren door de tolk. Er bleek waardevolle informatie in te zitten.
Slechtzienden worden vaak onderschat. Als ik ’s ochtends de trap naar mijn werkplek neem, reageert er altijd wel iemand verbaast. “Neem jij niet de lift?” Maar ik heb toch niets aan mijn benen? Mensen hebben een bepaald stereotype beeld. Ik vind het vooral fijn als je me gewoon vragen stelt. Je mag alles weten. Dat heb ik liever dan dat je aannames doet.
Nee, ik kan niet op straat werken als agent of scherpschutter worden. Mijn slechte zicht beperkt mij soms in keuzes. Maar er blijven genoeg mogelijkheden over. Ik weet dat ik tot meer in staat ben dan mensen vaak denken. Want al heb ik een visuele beperking, ik bén toch niet die beperking?’